Bedieningsorganen
Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen
voordat u de motor start en de machine gebruikt.
Bedieningspaneel
g293303
Figuur 5
1. Gashendel 3. Aftakasschakelaar
2. Chokeknop 4. Contactschakelaar
Contactschakelaar
De contactschakelaar , waarmee u de motor start en
afzet, heeft 3 standen: U IT , L OPEN en S TART ( Figuur
5 ).
Gashendel
De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor
een continu verstelbare regeling van L ANGZAAM tot
S NEL ( Figuur 5 ).
Chokeknop
Gebruik de chokeknop om een koude motor te starten
( Figuur 5 ).
Maaimesschakelaar (aftakas, PT O)
Met de maaimesschakelaar , aangeduid met het
aftakassymbool (PT O), schakelt u de aandrijving naar
de maaimessen aan of uit ( Figuur 5 ).
Rijhendels
De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en
achteruit te laten rijden en om bochten naar links of
naar rechts te maken ( Figuur 4 ).
Parkeerstand
Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de
P ARKEERSTAND wanneer u de machine verlaat om
de elektrische rem in werking te stellen ( Figuur 24 ).
Zet de rijhendels altijd in de P ARKEERSTAND als u de
machine stopt of onbeheerd achterlaat.
MyRide® instelhendel
Gebruik de MyRide® instelhendel om de stoelvering
af te stellen ( Figuur 4 ).
Smart Speed ™ bedieningssys-
teem
De hendel van het Smart Speed ™ systeem bevindt
zich onder de bestuurdersstoel en geeft u de keuze uit
drie snelheidsbereiken: trimmen, slepen en maaien
( Figuur 27 ).
Brandstofvenstertje
Met het brandstofvenstertje aan de linkerkant van de
machine kunt u nagaan of er zich brandstof in de tank
bevindt ( Figuur 6 ).
g292100
Figuur 6
1. Brandstofvenstertje
12