Onderhoud van de
maaimachine
V eiligheid van de messen
• Controleer op gezette tijden de maaimessen op
slijtage of beschadigingen.
• W ees voorzichtig als u de messen controleert.
Omwikkel de maaimessen of draag
handschoenen en wees voorzichtig als u
onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen
verricht. De maaimessen mogen alleen worden
vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te
maken of er aan te lassen.
• Let op dat bij machines met meerdere maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u
één mes draait.
• V ervang versleten of beschadigde messen en
bouten altijd als complete set om een goede
balans te behouden.
Onderhoud van de
maaimessen
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u
de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en
vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra
messen in voorraad te hebben.
Vóór controle en onderhoud van
de maaimessen
1. Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de
rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND .
2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak
de bougiekabels los.
De maaimessen controleren
Onderhoudsinterval : Bij elk gebruik of dagelijks
1. Controleer de snijranden ( Figuur 59 ).
2. Als de randen niet scherp zijn of bramen
vertonen, moet u het maaimes verwijderen en
slijpen; zie De maaimessen slijpen ( bladz. 50 ) .
3. Controleer de messen, in het bijzonder het
gebogen deel.
4. Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit
deel constateert, moet u direct een nieuw mes
monteren ( Figuur 59 ).
g006530
Figuur 59
1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming
2. Gebogen deel 4. Scheur
Controle op kromme messen
Opmerking: De machine moet op een egaal
oppervlak staan voor de volgende procedure.
1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie.
2. T rek dikke handschoenen of andere adequate
handbescherming aan en draai langzaam het
mes in een stand die meting mogelijk maakt van
de afstand tussen de maairand en het egale
oppervlak waarop de machine staat ( Figuur 60 ).
g014972
Figuur 60
1. Maaidek 3. Mes
2. Asbehuizing
3. Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes
en de vlakke ondergrond ( Figuur 61 ).
48