1 689 979 996 2012-10-24| Robert Bosch GmbH
56 | BAT 430 | Bedieningnl
4.2 FigBelangrijke opmerkingen bij het
laden van de accu
Bij een doordringende gaslucht bestaat
acuut explosiegevaar! Ga als volgt te werk:
¶ Voorkom vuur, open licht en vonkvorming!
¶ Schakel de BAT 430 niet uit!
¶ Verwijder de laadklemmen niet!
¶ Ventileer de ruimte onmiddellijk afdoende!
¶ Draai de regelknop naar de linkeraanslag
(minimale laadstroom)!
¶ Zet na het ventileren de netschakelaar van
de BAT 430 op „0” (UIT)!
¶ Laat de accu controleren door een Bosch-
servicestation.
¶ Accu’s alleen laden in goed geventileerde ruimten.
¶ Voorkom vuur, open licht en vonkvorming tijdens het
laden van de accu.
¶ Voor het laden mogen alleen onbeschadigde accu’s
parallelgeschakeld worden.
¶ Geen niet-oplaadbare accu’s laden.
¶ Schakel tijdens het laden van diepontladen accu’s
alle verbruikers in het voertuig uit.
¶ De netkabel en de laadkabels moeten in onberispe-
lijke staat zijn.
¶ Voordat de BAT 430 wordt aangesloten op het
lichtnet, dient de netschakelaar op „0” (UIT) gezet te
worden.
¶ Verwijder voor het laden van standaard accu’s de
schroefdoppen van de cellen.
¶ Bij het laden van in het voertuig gemonteerde voer-
tuigaccu's moet de zwarte laadklem (‒) uit de buurt
van de accu en benzineleiding op de carrosserie
worden aangesloten.
¶ Schakel de BAT 430 uit vóór en loskoppelen van de
laadklemmen.
¶ Neem de laadklemmen nooit los tijdens de laadproce-
dure.
¶ Tijdens het laadproces mag de accu niet van het elek-
trische installatie worden losgenomen.
¶ Sluit de laadklemmen nooit kort.
4. Bediening
4.1 FigInschakelen/uitschakelen
De voeding van de acculader vindt plaats via het licht-
net. Het apparaat is af fabriek ingesteld op 230 V, 50/60
Hz. BAT 430 wordt met de netschakelaar (Fig. 1, pos. 8)
in- en uitgeschakeld.
i De BAT 430 herkent automatisch of er een 12 volt
accu of een 24 volt accu (twee in serie geschakelde
12 volt-accu's) aangesloten is.
i Het apparaat schakelt in stand-by als de laadklem-
men na het inschakelen worden aangesloten, en in
bufferbedrijf als de laadklemmen voor het inschake-
len worden aangesloten (zie hoofdstuk 4.5).