Beknopte bedieningshandleiding
- 93 -10.13
11 Beknopte bedieningshandleiding
Een uitvoerige omschrijving vindt
u in het hoofdstuk „Vóór de inbe-
drijfstelling“ pag. 88 en hoofdstuk
„Inbedrijfstelling“ pag. 92
 Beschermgases op de installatie plaat-
sen en met veiligheidsketting 1 borgen.
 Schroefkap van de beschermgases ver-
wijderen en gasesklep 32 kort openen
(uitblazen).
 Drukregelaar 13 aansluiten op de be-
schermgases.
 Beschermgasleiding 5 van de installa-
tie aansluiten op de drukregelaar en be-
schermgases openen.
 Netstekker in het stopcontact steken
 Massakabel aan aansluitbus 10 aanslui-
ten en massaklem aan het werkstuk be-
vestigen.
 Draadaanvoerrollen 25 overeenkomstig
de gekozen lasdraad op de aanvoereen-
heid plaatsen, de aandrukkracht in de
stand 2 zetten.
 Laspistool aan de centrale aansluitbus 11
aansluiten en stroomtip aan de gekozen
lasdraad aanpassen en monteren.
 De lasdraad plaatsen.
 Pistoolschakelaar ingedrukt houden en
hoofschakelaar 9 inschakelen. Magneet-
ventiel wordt ingeschakeld!
 Aan het reduceerventiel de gashoeveel-
heid instellen (vuistregel: draaddiameter x
10 = gashoeveelheid).
 De draadinlooptoets 29 ingedrukt houden
tot de lasdraad op de zwanenhals ca. 20
mm uit het gasmondstuk steekt.
 Aan de kenlijn-keuzeschakelaar 65 de ge-
wenste materiaal-draad-gas-combinatie
kiezen.
 Met toets 60 bedrijfsmodus 2-takt selec-
teren.
 Met standenschakelaar 57 de materiaal-
dikte van het te lassen materiaal instel-
len.
 Toortsknop ingedrukt houden = lassen.
 Toortstoets loslaten = lassen beëindigd.
To Next Page
Loading...
