23
Gebruikershandleiding
6 GEBRUIKSAANWIJZING
6.1 Werkzaamheden vóór het laden
Voordat u een nieuwe laadsessie start:
• Controleerofhetapparaatendeaansluitingenperfectintact,droogen
schoon zijn.
• Steekgeenvingersofvoorwerpenindeaansluiting.
• Raakhetapparaatofdeverlengstukkennietaanmetnattehandenofopblote
voeten.
• Zorg ervoor dat het apparaat niet wordt en is blootgesteld aan
warmtebronnen,explosieveofontvlambarestoen.
• Controleer of het elektrische voertuig compatibel is met de technische
kenmerken van het apparaat.
• Voertuigadapters mogen niet worden gebruikt om een connector op een
voertuigcontactdoos aan te sluiten.
• Adapters tussen de aansluiting van het voertuig en de stekker mogen alleen
wordengebruiktalszespeciekzijnaangewezenengoedgekeurddoorde
voertuigfabrikant of de fabrikant van de stroomvoorzieningsapparatuur
van het elektrische voertuig, overeenkomstig de nationale voorschriften.
Dergelijke adapters moeten wel voldoen aan de eisen van de norm IEC 61851-
1 en andere relevante normen voor zowel de stekker als de aansluiting van de
adapter.Deadaptersmoeteniniedergevalgemarkeerdzijnmetspecieke,
doordefabrikanttoegestanegebruiksindicaties(bijv.IEC62196).
WAARSCHUWING
Verwijder de laadconnector NIET uit het elektrische voertuig tijdens
het gehele laadproces. Verwijder de laadconnector pas uit het
voertuig wanneer het laden is beëindigd of stopgezet volgens de
juiste procedure. Gebruik nooit teveel kracht.