! LET OP
• Maak geen helling omhoog of verhoging voor de afvoerleiding, omdat
dan afvoerwater terugvloeit in de unit en water in de ruimte lekt wan-
neer de unit wordt uitgeschakeld.
• Sluit de afvoerleiding niet aan op rioolleidingen of andere afvoerlei-
dingen.
• Wanneer de gemeenschappelijke afvoerleiding wordt aangesloten
op andere binnenunits, moet de aansluitpositie van elke binnenunit
hoger liggen dan de gemeenschappelijke leiding. De leiding van de
gemeenschappelijke afvoerleiding moet groot genoeg zijn voor de
grootte van de unit en het aantal units.
• De afvoerleiding moet worden geïsoleerd als de afvoer wordt geïnstal-
leerd op een locatie waar condens kan vallen dat zich heeft gevormd
op de buitenkant van de afvoerleiding en schade kan veroorzaken.
De afvoerleiding moet zodanig zijn geïsoleerd dat geen dampen kun-
nen ontsnappen en dat er geen condens wordt gevormd.
• Naast de binnenunit moet een aftaphevel worden geplaatst. Deze
hevel moet op basis van goede ervaringen worden ontworpen en ge-
controleerd met water (gevuld) en getest op een juiste doorvoer. Bind
of klem de afvoerleiding niet samen met de koelmiddelleiding.
? OPMERKING
Installeer de afvoer in overeenstemming met de nationale en lokale be-
palingen.
Nadat u de afvoerleiding en de elektrische bedrading heeft aan-
gelegd, controleert u of de waterdoorvoer probleemloos verloopt
aan de hand van de volgende procedure:
Controleren met afvoermechanisme en
vlotterschakelaar
- Schakel de netvoeding in.
- Giet ongeveer 2,0 tot 2,5 liter water in het afvoergedeelte,
zet de vlotterschakelaar omhoog en dan begint de
afvoerpomp automatisch te werken.
- Controleer of het water gelijkmatig stroomt in het
transparante deel van de leiding en kijk of er geen
water lekt. Wanneer u geen water vindt aan het eind
van de afvoerleiding, giet dan wat meer water in het
afvoergedeelte.
- Als het afvoergedeelte overstroomt, controleer dan
opnieuw de afvoerleiding.
- Schakel na aoop de netvoeding uit.
? OPMERKING
Let op de dikte van het isolatiemateriaal wanneer u de leiding aan de
linkerkant maakt. Als het materiaal te dik is, kunt u de leiding niet in de
unit plaatsen.
5.2 AANSLUITING VAN DE AFVOERLEIDING
1 Hierna wordt de positie van de aansluiting van de
afvoerleiding weergegeven.
55
82
184
(mm)
2 Leg een pvc-buis klaar met een buitendiameter van 32mm.
3 Bevestig de buis aan de afvoerslang met plakband en de
meegeleverde klem.
28mm
20
+
5mm
Slangbinder (accessoire)
Gebruik
pvc-plakband
Aandraaimoment:
3,0 - 3,5 N.m
Kniestuk of vinylchloride VP25
(niet meegeleverd)
Vinyl kleefband
Aftapleiding afvoerleiding
om afvoer te controleren
(transparant)
Afvoerslang
(accessoire)
Max.300 mm
4 De afvoerleiding moet worden aangelegd met een
neerwaartse hellingsfactor van 1/25 tot 1/100.
5 a+b+c ≤ 1100mm
b
c ≤ 50mm
Plafond
Slangbinder
(accessoire)
a (Max. 300 mm)
Afvoerslang (accessoire)
Onder-
steuning
1 tot 1,5m
1/25 tot 1/100
Neergaande helling
Max. 850mm
6 Oefen geen overmatige kracht uit op de aansluiting van de
afvoerleiding. Deze zou hierdoor beschadigd kunnen raken.
7 Gebruik geen gebogen of verdraaide afvoerslang. Hierdoor
kan waterlekkage ontstaan.
8 Isoleer de afvoerleiding nadat u de afvoerslang heeft
aangesloten.
Slangbinder (accessoire)
Isolatie (5T x 270 x 270) (accessoire)
Wikkel de aftapslang volledig om,
zodat de slangbinder bedekt is.
? OPMERKING
Als er teveel ruimte tussen het aansluiting van de afvoerleiding en de
afvoerslang, voeg een afdichtmateriaal tussen de beide onderdelen lo-
skomen en vervorming van de afvoerslang te vermijden.
AFVOERLEIDING
PMML0547 rev.0 - 11/2020
120