Voor de inbedrijfstelling
- 107 -10.13
 Steek de lasdraadspoel op de draadafwik-
keldoorn en let erop dat de meenemer-
doorn 23 vastklikt.
 Gebruik voor kleine lasdraadspoelen een
adapter (bestelnummer 620.9650.0).
 Stel de draadrem 21 zodanig in dat tijdens
het loslaten van de pistoolschakelaar de
lasdraadspoel net niet meer doordraait.
23
21
20
22
Afb. 6: Draadafwikkeldoorn
12.5 De draadelektrode invoeren
 Schroef de stroomtip van de toorts uit de
toorts.
 Open zijdeel van het apparaat.
 De diameter van de draadelektrode moet
met de van voren leesbare stempeling op
de draadaanvoerrollen 25 overeenstem-
men.
 Kantel de tuimelhendel 27 naar de zijkant
en voer de draadelektrode door het in-
loopspuitstuk 26 en de centrale bus 11.
26 27 27 112828
25
25
Afb. 7: 4-Rols draadaanvoer openen
 Kantel de zwenkarmen 28 terug en ver-
grendel deze met de tuimelhendels 27.
26 27 27 112828
25
25
Afb. 8: 4-Rols draadaanvoer sluiten
 Schakel het apparaat met hoofdschake-
laar 9 in.
29
Afb. 9: Draadinloopknop
 Houdt draadinloopknop 29 ingedrukt.