10  ELEKTRISCHE BEDRADING
10.1 ALGEMENE CONTROLE
1  Controleer of de ter plekke gekozen elektrische 
onderdelen (hoofdschakelaars, zekeringautomaat, draden, 
geleidingsaansluitingen en klemmen) overeenkomen met 
de vermelde elektrische specicaties. Controleer of deze 
onderdelen voldoen aan de nationale en regionale normen 
op gebied van elektriciteit.
2  Volgens de Richtlijn 2004/108/EC (89/336/EEC) van de 
Raad inzake elektromagnetische compatibiliteit, toont de 
volgende tabel: 
Maximaal toegestane systeemimpedantie Z
max
 op 
het raakvlakpunt met de toevoer van de gebruiker, 
overeenkomstig de normen EN61000-3-11.
MODEL Z
max
(Ω) MODEL Z
max
(Ω)
RAS-4HVNC1E - RAS-4HNC1E -
RAS-5HVNC1E - RAS-5HNC1E -
RAS-6HVNC1E - RAS-6HNC1E -
3  De harmonische situatie van ieder model met betrekking tot 
IEC 61000-3-2 en IEC 61000-3-12 is als volgt:
MODELSITUATIE MET 
BETREKKING TOT IEC 61000-3-2 
EN IEC 61000-3-12 Ssc “xx”
MODELLEN
Ssc “xx” 
(KVA)
Apparatuur conform IEC 61000-3-2  
(professioneel gebruik)
RAS-(4-6)HNC1E
Apparatuur conform IEC 61000-3-12  RAS-(4-6)HVNC1E -
4  Controleer of de netvoedingspanning binnen +/-10% van de 
nominale spanning ligt.
5  Controleer of de impedantie van de netvoeding laag genoeg 
is om ervoor te zorgen dat de aanloopspanning niet onder 
de 85% van de nominale spanning zakt.
6  Controleer of de aardedraad goed is aangesloten.
7  Gebruik zekeringen met het vermelde vermogen.
? OPMERKING
Controleer bij meerdere voedingsbronnen of deze allemaal zijn
uitgeschakeld.
! LET OP
• Controleer of de schroeven van het klemmenblok stevig zijn
vastgedraaid.
• Controleerofdebinnen-enbuitenventilatorenzijnstopgezetvoordat
u aan de elektrische bedrading werkt of een periodieke controle
uitvoert.
• Bescherm de draden, aftapleiding, elektrische onderdelen en
dergelijke tegen ratten en andere kleine dieren. Ratten kunnen
onbeschermde onderdelen beschadigen en zo kan in het ergste
gevalbrandontstaan.
• Wikkel de meegeleverde pakking rond de bedrading en vul het
kabeldoorvoergat met behulp het afdichtmateriaal, om de unit te
beschermentegencondenswaterofinsecten.
• Zetdedradengoedmetdesnoerklemvastaandebinnenkantvan
debinnenunit.
• Leidde dradendoor hetuitdrijfgat inhet zijpaneel wanneer u een
geleidinggebruikt.
• Zetdekabelvandeafstandsbedieningmetdesnoerklemvastinde
elektrischebox.
• Deelektrische bedradingmoetvoldoenaandenationale enlokale
normen. Neem contact op met de plaatselijke autoriteiten voor
informatieovernormen,regels,reglementenetc.
• Controleerofdeaardkabelgoedisaangesloten.
• Gebruikzekeringenmethetvermeldevermogen.
! GEVAAR
• Voer aansluitingswerken of aanpassingswerken uitsluitend uit
wanneerdehoofdschakelaaruitgeschakeldstaat.
• Controleer of de aardedraad goed aangesloten, gemarkeerd
en afgesloten is, in overeenstemming met nationale en lokale
normen.
10.2 AANSLUITING VAN ELEKTRISCHE BEDRADING VOOR BUITENUNITS
In de onderstaande afbeelding wordt de aansluiting van de elektrische bedrading voor de buitenunit weergegeven:
Netvoeding 
1~  230V
RAS-(4-6)HVNC1E
RAS-(4-6)HNC1E
Bedieningskabel 
(5 V)
Bedieningskabel 
(5 V)
Voedingsspanning 
3N~ 400V
Tabel voor het aansluiten van de aansluitklemmen tussen units
Bedrading Systeem
Type unit 
Aansluiting van aansluitklemmen
Netspanning
DC-
omvormer
OU naar OU 
L1 naar L1, L2 naar L2, L3 naar L3,  
N naar N
IU naar IU 
L1 naar L1, N naar N
Bediening
DC-
omvormer
OU naar IU of IU naar IU 
1 naar 1, 2 naar 2
Afstandsbediening
DC-
omvormer
IU naar IU 
A naar A, B naar B
O.U.: Buitenunit; I.U.: Binnenunit
ELEKTRISCHE BEDRADING