49 NL
de uitgang wordt geactiveerd, als de ingestelde
spanningsgrens is onderschreden. Stijgt de spanning
weer boven de gedefinieerde grens, wordt de uitgang
weer gedeactiveerd.
Zie instelling bij „Systeeminstellingen Alarmgrenzen
Lage spanning”
Laag GSM-signaal:
de uitgang wordt geactiveerd, als de ingestelde grens
van de GSM-signaalsterkte is onderschreden. Stijgt de
GSM-signaalsterkte weer boven de gedefinieerde grens,
wordt de uitgang weer gedeactiveerd.
Zie instelling bij „Systeeminstellingen Alarmgrenzen
Laag GSM-signaal”
Polariteit van de uitgangen
Hier legt u vast, welke polariteit de uitgang in de geactiveerde
toestand inneemt.
De polariteit is voor elk van de 4 uitgangen separaat kiesbaar.
Een uitgang kan in de 2 verschillende schakeltoestanden negatief
of positief potentiaal aannemen.
12.7 Belinstelingen
Hier legt u vast, welke contacten gesproken berichten ontvangen en welke
contacten tekstberichten ontvangen.
Voorbeelden:
Het gesproken bericht voor alarm A kan naar de contacten 1, 2 en 3 worden
verstuurd. Het gesproken bericht voor alarm B kan naar de contacten 4 en 5
worden verstuurd.
Het gesproken bericht voor alarm G kan naar de contacten 6, 7 en 8 worden
verstuurd. Het gesproken bericht voor alarm H kan naar de contacten 9 en
10 worden verstuurd.
Elk cijfer in het display (1234567890) staat voor een contact (1 tot 10).
Gebruik de cijfertoetsen (1-9 en 0) voor de selectie van de contacten. Is het