FOTO 1 II Fotocel h = 100 met ingrijpen tijdens
opening/sluiting (bij āopenenā stopt
tijdelijk de beweging - bij āsluitenā wordt
de beweging bij āopenenā omgekeerd)
FOTO 2 Fotocel met ingrijpen tijdens opening
(ingrijpen tijdens opening met omkering
tijdens āsluitenā)
FOTO 2 II Fotocel met ingrijpen tijdens opening
(bij āopenenā stopt tijdelijk de beweging
- bij āsluitenā wordt de beweging bij
āopenenā omgekeerd)
FOTO 3 EƩn fotocel met ingrijpen tijdens zowel
opening als sluiting (bij āopenenā stopt
tijdelijk de beweging - bij āsluitenā wordt
de beweging bij āopenenā omgekeerd)
FA1 Fotocel voor openingsinstructie
(verwijder de draadbrug A aan de
achterkant van de TX- en RX-platen)
FA2 Fotocel voor openingsinstructie
(verwijder de draadbrug A aan de
achterkant van de TX- en RX-platen)
LET OP! - Enkele typen fotocellen worden geactiveerd en werken
tegelīkertīd voor dezelfde duur, dus om eventuele interferentie van
de infraroodstraal te voorkomen moeten deze fotocellen NIET dichtbī
elkaar worden geĆÆnstalleerd. De paren fotocellen die met elkaar kunnen
interfereren, zīn:
- FOTO met FOTO 2
- FOTO II met FOTO 3
- FOTO 1 met FOTO 2II
15
3.8 - Digitale MOTB-schakelaar en proximitylezer voor MOMB-
transponderkaarten
Dankzī¦ het Bluebus-systeem kunnen maximaal 4 digitale MOTB-schakelaars of
4 MOMB-transponderkaartlezers aangesloten worden.
Met MOTB kan de automatisering bestuurd worden door een van de opgeslagen
cī¦fercombinaties op het toetsenbord in te toetsen.
Met MOMB kan de automatisering bestuurd worden door eenvoudigweg de
opgeslagen transponderkaart bī¦ de sensor te houden.
Deze inrichtingen zī¦n voorzien van een eenduidige code, die wordt herkend en
opgeslagen door de besturingseenheid tī¦dens het aanleren van alle aangesloten
inrichtingen (zie paragraaf 3.12). Opmerking - Voordat de inrichtingen worden
aangeleerd moet een cīfercombinatie worden ingevoerd op de digitale MOTB-
schakelaar of op de MOMB-transponderkaart.
Op deze wī¦ze kunnen frauduleuze pogingen tot vervanging van een inrichting
worden voorkomen en kunnen onbevoegden de automatisering niet bedienen.
Raadpleeg voor meer informatie de instructiehandleiding van de MOTB- en
MOMB-inrichtingen.
3.9 - Ingang STOP
De functie van de ingang STOP is het veroorzaken van het direct stoppen van
de momentane beweging na een korte omkering.
Aan deze ingang kunnen inrichtingen zoals optische veiligheidsranden worden
aangesloten of veiligheidsranden met uitgang met een constante weerstand
van 8,2 kΩ.
De besturingseenheid herkent tī¦dens het aanleren het type aangesloten
inrichting en veroorzaakt een āSTOPā wanneer er sprake is van een verandering
ten opzichte van de aangeleerde status.
Met de juiste voorzieningen kunnen er aan de ingang STOP meerdere
inrichtingen, ook van een ander type, worden aangesloten:
- NA-inrichtingen: de weerstand van 8,2 kΩ parallel aan de inrichting aansluiten;
- NC-inrichtingen: de weerstand van 8,2 kΩ in serie aan de inrichting aansluiten;
- het is mogelī¦k om meerdere NC-inrichtingen onderling āin serieā aan te sluiten
zonder een maximumaantal;
- als er meerdere inrichtingen zī¦n, moeten ze allemaal āin cascadeā worden
aangesloten met één afsluitweerstand van 8,2 kΩ;
- het is ook mogelī¦k om een combinatie van het type NA en NC te creĆ«ren,
door de twee contacten āparallelā te plaatsen. In dit geval moet aan het NC-
contact een weerstand van 8,2 kĪ© āin serieā worden geplaatst; dit maakt de
combinatie van drie inrichtingen mogelī¦k: NA, NC en 8,2 kĪ©.
Let op!
- Voor de aansluiting van inrichtingen met constante weerstand 8,2 kΩ
moet de draadbrug (JP) worden geplaatst, zoals aangegeven in afb. 16.
- Voor de aansluiting van een optische inrichting van het type OPTO
SENSOR (OSE), plaats de draadbrug (JP) zoals aangegeven in afb. 17
en voer de aansluitingen uit zoals aangegeven in afb. 18; de maximale
geleverde stroom op de līn is 12 Vcc en 40 mA.
BELANGRIJK! Nadat een aansluiting is
gerealiseerd, moet het aanleren van de aangesloten
inrichtingen worden uitgevoerd.
(zie paragraaf 3.12)