NL
Nederlands – 17
G
ongeveer 0,8 m
Rijrichting
0,2 m
Rijbaan
45°
er rekening mee dat de detectielus op een afstand van ten minste 20 cm van
vaste metalen voorwerpen moet worden geplaatst, en op 1 m van bewegen-
de metalen voorwerpen (afb. F). Opmerking – Voor een optimale werking
verdient het aanbeveling een detectielus te gebruiken met afmetingen die
kleiner zijn dan die van het voorwerp dat gedetecteerd moet worden.
• De detectielus die voor de passage van auto’s en vrachtwagen wordt ge-
bruikt, is doorgaans rechthoekig van vorm en wordt onder een hoek van
45° ten opzichte van de rijbaan voor de passage van fietsen en motorfiet-
sen geplaatst (afb. G). Opmerking – Het verdient aanbeveling om de hoe-
ken onder een hoek van 45° ten opzichte van het spoor op de ondergrond
af te snijden om te voorkomen dat de kabel breekt.
• BELANGRIJK – TER PREVENTIE VAN INTERFERENTIE MOETEN DE
VERBINDINGSKABELS VAN DE DETECTIELUS TEN MINSTE 20
MAAL PER METER GETWIST WORDEN EN MOGEN ER GEEN VER-
BINDINGSSTUKKEN AANWEZIG ZIJN. Als het nodig is de kabel te ver-
lengen, soldeert u de geleiders en dicht u deze af met een thermisch krim-
pende mantel. De getwiste kabel moet minder dan 20 m lang zijn.
01. Nadat u de afmetingen van de detectielus hebt vastgesteld, graaft u een
geul in de grond met een breedte van 8 mm en een diepte van 30-50 mm
(afb. H);
02. Maak de geul schoon en plaats de detectielus in; probeer de lus daarbij
plat te drukken zodat deze niet kan bewegen;
03. Voer het aantal wikkeingen van de detectielus uit dat nodig is voor de om-
trek, zoals aangegeven in tabel 17: gebruik een unipolaire kabel van ge-
isoleerd koper met een diameter van 1,5 mm
2
(afb. H);
04. Voordat u de geul afdicht, controleert u op de waarde van de inductielus
tussen 100 en 400 uH valt, of controleert u met de Oview-programmeer-
eenheid of de waarde van de gemeten frequentie (parameter “Frequentie
Loop”) tussen 30 en 90 KHz valt;
05. Bedek de detectielus met zand om deze te beschermen en dicht de geul
vervolgens af met bitumen of hars voor buitentoepassingen (afb. H). Let
op! – De temperatuur van het dichtmiddel mag niet hoger zijn dan de
maximaal toegestane temperatuur voor de isolatie van de kabel, omdat er
anders isolatieverlies naar de aarde zou kunnen optreden.
06. De elektriciteitskabels moeten worden aangesloten op de klemmetjes
Loop1 (afb. I) en Loop2 (afb. L). Het klemmetje Loop2 biedt 2 verbin-
dingsmogelijkheden (afb. L); al naar gelang het gebruikte verbindingstype
varieert de werkingsfrequentie van de detectielus.
Let op! – Als detectielus Loop1 in de nabijheid van detectielus Loop2
wordt geplaatst en beide (nagenoeg) op dezelfde frequentie werken, kan
er sprake zijn van interferentie; in dat geval moet de verbinding met klem-
metje Loop2 worden veranderd.
TABEL 16
1
detectielus
relais
detectielus
relais
2
detectielus
relais
3
detectielus
relais
4
detectielus
relais
5
TABEL 15
Functie Waarden Standaard
Gevoeligheid loop 1 10 – 100% 90%
Gevoeligheid loop 2 10 – 100% 90%
Voeding loop aan – uit aan
Activeert loop 1 aan – uit aan
Activeert loop 2 aan – uit aan
Werkingsmodus loop 1 selecteerbaar open
Werkingsmodus loop 2 selecteerbaar open
Werkingstijd detectielus 1 2 – 20 = altijd 20 = altijd
Werkingstijd detectielus 2 2 – 20 = altijd 20 = altijd
Functie uitgang 1, 2, 3:
Activeert uit (1,2,3) voor loop 1 selecteerbaar off
Functie uitgang 1, 2, 3:
Activeert uit (1,2,3) voor loop 2 selecteerbaar off
kalibratie [ook uitgevoerd bij opstarten] aan – uit
Activeringsmodus* loop 1: 1 – 5 1
Tijd loop 1 0 – 25 s 2s
Activeringsmodus* loop 2: 1 – 5 1
Tijd loop 2 0 – 25 s 2s
Weergave frequentie detectielus 1 0 – 100000 -
Weergave frequentie detectielus 2 0 – 100000 -
TABEL 17
Omtrek van de detectielus Aantal uit te voeren wikkelingen
2 – 4 m 6
4 – 7 m 5
7 – 12 m 4
meer dan 12 m 3
Opmerking – Als er op de plaats van installatie van de detectielus mogelijk
metalen wapeningen onder de ondergrond aanwezig zijn, wordt het gele-
idingsvermogen van de detectielus lager. In dat geval moeten er 2 wikkelin-
gen van de kabel worden toegepast