NL
16 – Nederlands
7.4.2 - Signaleringen van het knipperlicht
Indien met de uitgang FLASH op de besturingseenheid een knipperlicht wordt
verbonden (of het led-knipperlicht (optionele accessoire) wordt gebruikt) knip-
pert dit tijdens uitvoering van een manoeuvre met tussenpauzen van 1 secon-
de. Als er zich een storing voordoet, zal het knipperlicht korter knipperen, het
licht knippert tweemaal, waarna er een pauze van 1 seconde is. Dezelfde sig-
naleringen worden ook gegeven door het led-knipperlicht (optionele accessoi-
re) en door de led “Bluebus”. In tabel 14 vindt u een beschrijving van de oor-
zaak en oplossing voor de verschillende signaleringen.
7.5 - Loop Detector
De besturingseenheid heeft twee circuits die bedoels zijn voor de detectie van
metalen massa’s (motorfietsen, auto’s, vrachtwagens, enzovoort); elk circuit
kan worden aangevuld met het gebruik van een inductiespiraal, bestaande uit
1 unipolaire kabel, die op een diepte van enkele centimeters onder het terrein
moet worden geplaatst.
7.5.1 - Werking
Wanneer de besturingseenheid een variatie in frequentie detecteert als de dete-
tiespiraal door er een metalen massa wordt gepasseerd, activeert deze een ma-
noeuvre of een uitgang (uitgang 1, 2, 3) om het knipperlicht, het controlelampje
barrière open of de lichten voor de slagboom te activeren. De fabrieksinstelling
geeft opdracht voor een openingsmanoeuvre voor de salgboom; zolang de de
-
tectielus actief is, kan er geen opdracht tot een sluitmanoeuvre worden gegeven.
Wanneer de eenheid op de voeding wordt aangesloten, wordt er een kalibra-
tie uitgevoerd, wat betekent dat de werkingsfrequentie van elke detectiespiraal
wordt gemeten; na 30 seconden wordt het circuit automatisch uitgeschakeld.
De “gevoeligheid van detectie van metalen massa’s” kan op 8 niveaus worden
ingesteld (zie tabel 7 hoofdstuk 6). De fabrieksinstelling is 90%.
Via de Oview-programmeereenheid kunt u andere aan Loop Detector gekop-
pelde werkingsparameters en -modi wijzigen.
De volgende programmeringen zijn mogelijk voor de waarden (zie ook ta-
bel 15:
• Gevoeligheid Loop: stelt de minimale frequentievariatie van de metalen
massa in die nodig is om de manoeuvre in gang te zetten. Verwijzingspara-
meters:
- stel een “hoge gevoeligheid” in voor detectie van metalen massa’s met klei-
ne afmetingen
- stel een “lage gevoeligheid” in voor detectie van metalen massa’s met grote
afmetingen.
• Voeding Loop: schakelt de circuits van de Loop Detector in of uit.
• Schakelt loop 1, 2 in: l’activering van de detectielus zet de beweging van de
slagboombarrière in gang op basis van de ingestelde werkingsmodi. Als de
functie UITGESCHAKELD wordt, is de status van de detectielus beschikbaar
en kan een van de uitgangen (uitgang 1, 2, 3) op de besturingseenheid met
de Oview-programmeereenheid geprogrammeerd worden.
• Werkingstijd detectielus: de tijd dat de detectielus bezet is. Als deze tijd
verstreken is, wordt er automatisch een herkalibratie in gang gezet om aan te
geven dat de detectielus vrij is.
• Werkingsmodus loop: als de functie “Loop inschajelen” is ingeschakeld en
het instructiesignaal detectielus ACTIEF is, varieert het gedrag van de slag-
boombarrière al naar gelang de ingestelde “werkingsmodus loop”:
- alleen openen (woonblok openen)
- alleen sluiten
- halt
- foto sluiten (FOTO met volledige omkering). LET OP! – De als “foto slui-
ten” geconfigureerde lus is geen veiligheidsvoorziening; bijgevolg is
de tussenkomst niet in alle omstandigheden gegarandeerd. De cen-
trale voert in het bijzonder bij iedere start een kalibratie uit, waar-
bij rekening wordt gehouden met de afwezigheid van enige metalen
massa boven de lussen.
• Kalibratie: start een kalibratieprocedure (herkening van de aangesloten de-
tectiespiraal). Opmerking: de kalibratie schakelt automatisch de parameter
“Voeding loop” in.
• Activeringsmodi: zie tabel 16 (relais = instructiesignaal detectielus).
• Activeringstijd Loop: dit is de tijd “t” die is gekoppeld aan de werkingsmodi
die worden beschreven in tabel 16.
• Weergave frequentie detectiespiralen: signaleert de oscillatiefrequentie
van de geselecteerde detectielus in Hz.
7.5.2 - Installatie
WAARSCHUWINGEN
• Het verdient aanbeveling de magnetische detectielus in de nabijheid van de
slagboombarrière te installeren.
• De elektriciteitskabels van de magnetische detectielussen moeten van ande-
re kabels in de slagboombarrière (voeding, accessoires, enzovoort) worden
gescheiden.
• Als de magnetische detectielussen op verschillende slagboombarrières zijn
aangesloten, moeten deze ten minste 1 m van elkaar af worden geplaatst.
• Belangrijk! – De magnetische detectielus moet zodanig worden vastgezet
dat deze niet kan bewegen, aangezien eventuele bewegingen die door een
instabiele ondergrond worden veroorzaakt, onterechte activeringen in gang
zouden kunnen zetten.
• De afmeting van de detectielus moet gekoppeld zijn aan de toepassing; houd
1 knippering
pauze van 1 seconde
1 knippering
Fout Bluebus systeem DecontrolevandeinrichtingendieznaangeslotenophetBlue-
bus systeem, die aan het begin van de manoeuvre wordt uitge-
voerd, stemt niet overeen met de inrichtingen die gedurende de
zeleringfasewerdenopgeslagen.Hetismogelkdaterkapotte
inrichtingenaanwezigzn,udientdittecontrolerenendeinrichtin-
gentevervangen.Alserwzigingenznaangebracht,dientdezelf-
lering van de inrichtingen te worden herhaald (zie paragraaf 4.5).
2 knipperingen
pauze van 1 seconde
2 knipperingen
Er is een fotocel in werking getreden Aan het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen
geen toestemming voor de beweging; controleer of er obstakels
aanwezigzn.
3 knipperingen
pauze van 1 seconde
3 knipperingen
Activering van de beperking van de “Motorkracht” Gedurendedebewegingheeftdeslagboommeerwrvingonder-
vonden, ga na wat hiervan de oorzaak is.
6 knipperingen
pauze van 1 seconde
6 knipperingen
Niet gebruikt –––
7 knipperingen
pauze van 1 seconde
7 knipperingen
Fout in de interne elektrische circuits Koppel alle voedingscircuits gedurende enkele seconden af en
probeer vervolgens opnieuw een instructie te verzenden; als de
statusnietverandert,isermogelkeenernstigestoringopdekaart
of op de aansluitingen van de motor. Controleer en vervang de
betreffende onderdelen zo nodig.
8 knipperingen
pauze van 1 seconde
8 knipperingen
Niet gebruikt –––
9 knipperingen
pauze van 1 seconde
9 knipperingen
Blokkering van de automatisering Verstuur de instructie “Ontgrendel automatisering” of stuur de
manoeuvre aan met “Stap-voor-stap hoge prioriteit”.
4 knipperingen
pauze van 1 seconde
4 knipperingen
Activering van de ingang STOP Aan het begin van de manoeuvre of gedurende de beweging is er
een activering geweest van de ingang STOP; ga na wat hiervan de
oorzaak is.
5 knipperingen
pauze van 1 seconde
5 knipperingen
Fout in de interne parameters van de besturingseen-
heid
Schakel de stroomtoevoer uit en vervolgens weer in. Als de fout
zichblftvoordoen,voertudeprocedure“Volledigwissenvanhet
geheugen” uit, zoals beschreven in hoofdstuk 7.1, en voert u ver-
volgensdeinstallatieopnieuwuit;alsdestatusonveranderdblft,
isermogelksprakevaneenernstigdefectenmoetdeelektronica
worden vervangen.
TABEL 14
Functie Waarden Standaard