NL
285
BASIS-versie
15.8.7. Apparaatparameters bewerken
Windgevoeligheid instellen of wijzigen
Voor het instellen van de windgevoeligheid bij aandrijvingen met geïntegreerde winddetectie
(bijv. SE Breeze-com) wordt de betreffende aandrijving geselecteerd in het menu ‘Apparaten’.
De instelling vindt plaats via de apparaatparameters.
Met de bedieningsknoppen
(Op/Aan) en (Af/Uit)
kiest u het submenu ‘Appara-
ten’. Met de bedieningsknop-
pen
(Op/Aan) en (Af/
Uit) kiest u de gewenste aan-
drijving (hier: SE Bree-
ze-com). Met de rechter dis-
play-knop
bevestigt u
de geselecteerde aandrijving.
Met de bedieningsknoppen
(Op/Aan) en (Af/Uit)
kiest u de gewenste aandrij-
ving (hier: SE Breeze-com).
Met de STOP-knop bevestigt
u de geselecteerde aandrij-
ving.
Met de bedieningsknoppen
(Op/Aan) en (Af/Uit)
kiest u het menupunt ‘Appa-
raatparam’. Met de STOP-
knop bevestigt u het menu-
punt.
In het submenu is momen-
teel alleen het menupunt
‘Windgevoeligheid’ opgeno-
men en dat wordt dus auto-
matisch geselecteerd. Met
rechter display-knop
bevestigt u het menupunt.
Met de kanaalkeuze-knoppen
en stelt u de gewenste
windgevoeligheid in tussen
1 en 5.
1 = hoge windgevoeligheid.
5 = lage windgevoeligheid.
Met rechter display-knop
bevestigt u het menu-
punt.
De geslaagde wijziging van de
windgevoeligheid wordt
bevestigd.
Met de rechter display-knop
en 4 x de linker dis-
play-knop keert u terug
in de werktoestand.
To Next Page
Loading...
