0478 131 9965 A - NL
338
Verboden zones moeten een minimale 
diameter van 56 cm hebben.
De afstand tot de randlus (X) moet ook 
meer dan 44 cm zijn.
Om storingen bij het indocken te 
voorkomen, mag in een gebied van ten 
minste 2m rondom het dockingstation (1) 
geen verboden zone worden 
geïnstalleerd.
Geleid de begrenzingsdraad (1) van de 
omranding naar de hindernis, leg deze op 
de juiste afstand rondom de hindernis (2) 
en bevestig deze met een voldoende 
aantal bevestigingspennen (3) aan de 
bodem. Leg de begrenzingsdraad daarna 
terug naar de omranding.
Tussen hindernis en omranding moet de 
begrenzingsdraad parallel naast elkaar 
aan een stuk worden gelegd. Hierbij is het 
belangrijk dat de legrichting om de 
verboden zone wordt aangehouden 
(Ö 12.8)
12.10 Aanpalende gazons
Aanpalende gazons zijn gebieden van het 
maaivlak die door de robotmaaier niet 
volautomatisch kunnen worden bewerkt, 
omdat hij daar geen toegang heeft. Zo 
kunnen meerdere gescheiden 
maaivlakken met een enkele 
begrenzingsdraad worden omrand. De 
robotmaaier moet met de hand van het 
ene naar het andere maaivlak worden 
gebracht. De maaibeurt wordt via het 
menu "Start" (Ö 11.5) geactiveerd.
Het dockingstation (1) wordt in het 
maaivlak A geïnstalleerd; dit wordt 
volgens het maaischema volautomatisch 
bewerkt.
De aanpalende gazons B en C zijn met 
verbindingstrajecten (2) met het 
maaivlak A verbonden. Op alle gazons 
moet de begrenzingsdraad in dezelfde 
richting worden gelegd – 
begrenzingsdraad in de 
verbindingstrajecten niet doorkruisen.
● Activeer aanpalende gazons in het 
menu "Meer – Instellingen – Installatie". 
(Ö 11.13)
12.11 Doorgangen
Als er meerdere maaivlakken moeten 
worden gemaaid (bijvoorbeeld 
maaivlakken vóór en achter het huis), kan 
er een doorgang als verbinding worden 
geïnstalleerd. Zo kunnen alle maaivlakken 
automatisch worden bewerkt.
Advies:
Verboden zones mogen een 
diameter van maximaal 2-3 m 
hebben.