0478 131 9965 A - NL
312
Bedrading in het maaivlak:
Leg de begrenzingsdraad (1) rondom het 
maaivlak en rondom eventueel aanwezige 
hindernissen (Ö 12.9) en bevestig deze 
met bevestigingspennen (2) op de bodem. 
Controleer de afstanden met behulp van 
de iMOW® Ruler. (Ö 12.5)
Leg de draad bij voorkeur niet in scherpe 
hoeken (kleiner dan 90°). Leg in de spits 
toelopende hoeken van het gazon de 
begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld en 
zet deze met bevestigingspennen (2) vast 
op de grond. (Ö 12.6)
Na een hoek van 90° moet ten minste de 
lengte van een iMOW® Ruler recht 
worden gelegd, voordat de volgende hoek 
wordt geïnstalleerd.
Bij het leggen rond hoge hindernissen 
zoals muurhoeken en hoge beddingen (1) 
moet in de hoeken een grotere 
draadafstand worden aangehouden om te 
voorkomen dat de robotmaaier tegen de 
hindernis schuurt. Leg de 
begrenzingsdraad (2) met behulp van de 
iMOW® Ruler (3) zoals afgebeeld.
● Verleng de begrenzingsdraad indien 
gewenst met de meegeleverde 
draadverbinders. (Ö 12.16)
● Installeer bij meerdere 
samenhangende maaivlakken 
aanpalende gazons (Ö 12.10) of 
verbind maaivlakken met doorgangen. 
(Ö 12.8)
Laatste bevestigingspen bij intern 
dockingstation:
Sla de laatste bevestigingspen (1) links of 
rechts naast de bodemplaat rechtstreeks 
naast de draaduitlaat. Snijd de 
begrenzingsdraad (2) op een vrije lengte 
van ongeveer 1,5 m af.
Laatste bevestigingspen bij extern 
dockingstation:
De robotmaaier mag nergens meer 
dan 17 m van de begrenzingsdraad 
zijn verwijderd omdat het 
draadsignaal dan niet meer wordt 
herkend.