nl Installatie en elektrische aansluiting
606 WILO SE 2019-01
▪Controleer de isolatieweerstand van de motorwikkeling.
▪Controleer de weerstand van de temperatuursensor.
▪Controleer de weerstand van de staafelektrode (optioneel verkrijgbaar).
Als de gemeten waarden afwijken van de voorgeschreven waarden:
▪is er vocht in de motor of de aansluitkabel binnengedrongen,
▪is de bewakingsinrichting defect.
Overleg in geval van storingen met de servicedienst.
6.5.2.1 De isolatieweerstand van de mo-
torwikkeling controleren
Meet de isolatieweerstand met een isolatietester (gemeten gelijkspanning =1000V).
De volgende waarden moeten worden aangehouden:
▪Bij de eerste inbedrijfname: isolatieweerstand mag de 20MΩ niet onderschrijden.
▪Bij overigen metingen: Waarde moet groter zijn dan 2MΩ.
6.5.2.2 De weerstand van de tempera-
tuursensor controleren
Meet de weerstand van de temperatuursensor met een ohmmeter. Er moet aan de vol-
gende gemeten waarden worden voldaan:
▪Bimetaalsensoren: Gemeten waarde = 0ohm (doorgang).
▪PTC-sensoren (thermistor): Gemeten waarde is afhankelijk van het aantal ingebouwde
sensoren. Een PTC-sensor heeft een koude weerstand tussen 20 en 100ohm.
– Bij 3 sensoren in serie ligt de gemeten waarde tussen de 60 en 300ohm.
– Bij 4 sensoren in serie ligt de gemeten waarde tussen de 80 en 400ohm.
▪Pt100-sensoren: Pt100-sensoren hebben bij 0°C (32°F) een weerstandswaarde van
100ohm. Tussen 0°C (32°F) en100°C (212°F) neemt de weerstand per 1°C (1,8°F)
met 0,385ohm toe.
Bij een omgevingstemperatuur van 20°C (68°F) bedraagt de weerstand 107,7ohm.
6.5.2.3 Controleer de weerstand van de
staafelektrode voor de bewaking
van de afdichtingsruimte
Meet de weerstand van de elektrode met een ohmmeter. De gemeten waarde moeten
naar “oneindig” gaan. Bij waarden van ≤30kOhm zit er water in de olie, ververs in dat
geval de olie!
6.5.3 Aansluiting draaistroommotor
De draaistroomuitvoering wordt met vrije kabeluiteinden geleverd. De aansluiting op
het stroomnet gebeurt door het aansluiten van de spanningskabels in het schakeltoe-
stel. Raadpleeg het aansluitschema voor gedetailleerde gegevens omtrent de aanslui-
ting. Laat de elektrische aansluiting altijd door een elektromonteur uitvoeren!
LET OP!De afzonderlijke aders worden volgens het aansluitschema benoemd. Knip
de aders niet af! Er is geen sprake van een nadere toewijzing tussen de benaming
van de aders en het aansluitschema.
Benaming van de aders van de stroomaansluitingen bij directe inschakeling
U, V, W
Netaansluiting
PE (gn-ye)
Aarde
Benaming van de aders van de stroomaansluitingen bij sterdriehoekschakeling
U1, V1, W2
Netaansluiting (begin wikkeling)
U2, V2, W2
Netaansluiting (einde wikkeling)
PE (gn-ye)
Aarde
6.5.4 Aansluiting bewakingsinrichtin-
gen
Raadpleeg het bijgevoegde aansluitschema voor gedetailleerde gegevens omtrent de
aansluiting en uitvoering van de bewakingsvoorzieningen. Laat de elektrische aanslui-
ting altijd door een elektromonteur uitvoeren!
LET OP!De afzonderlijke aders worden volgens het aansluitschema benoemd. Knip
de aders niet af! Er is geen sprake van een nadere toewijzing tussen de benaming
van de aders en het aansluitschema.