Onderhoud nl
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo Motor FK 17.1, FK 202, FK 34, FK 42 + EMU FA, Rexa SUPRA, Rexa SOLID 617
▪De pomp is grondig gereinigd en (indien nodig) gedesinfecteerd.
9.6.1 Aanbevolen onderhoudswerk-
zaamheden
Voor een storingsvrij bedrijf wordt aanbevolen om regelmatig een controle uit te voeren
van de stroomopname en de bedrijfsspanning op alle drie fasen. Bij normaal bedrijf blij-
ven deze waarden constant. Lichte schommelingen hangen af van de gesteldheid van
het medium. Aan de hand van de stroomopname kunnen beschadigingen of storingen
van waaier, lagers of motor vroegtijdig worden opgemerkt en worden verholpen. Grote
spanningschommelingen belasten de motorwikkeling en kunnen tot uitval van de pomp
leiden. Met regelmatige controles kan een grotere gevolgschade worden voorkomen en
het risico op een onherstelbare beschadiging worden verminderd. Met het oog op re-
gelmatige controles wordt de toepassing van een bewaking op afstand aanbevolen.
9.6.2 Visuele controle van de aansluit-
kabel
Controleer de aansluitkabel op:
▪Blaasvorming
▪Scheuren
▪Krassen
▪Schuurplekken
▪Afknellingsplekken
Stel de pomp direct buiten bedrijf als u beschadigingen aan de aansluitkabel vaststelt!
Laat de aansluitkabel vervangen door de servicedienst. Neem de pomp pas weer in ge-
bruik als de schade vakkundig is verholpen!
VOORZICHTIG!Via een beschadigde aansluitkabel kan er water in de pomp binnen-
dringen! Binnengedrongen water leidt tot onherstelbare schade aan de pomp.
9.6.3 Zichtcontrole van toebehoren
Het toebehoren moet worden gecontroleerd op:
▪De correcte bevestiging
▪De storingsvrije functie
▪Slijtage-indicaties, bijv. scheuren als gevolg van trillingen
Vastgestelde gebreken moeten onmiddellijk worden gerepareerd of het toebehoren
moet worden vervangen.
9.6.4 Zichtcontrole van de coatings en
de behuizing op slijtage
De coatings alsmede de onderdelen van het huis mogen geen beschadigingen vertonen.
Als er gebreken worden vastgesteld, moeten de volgende punten in acht worden geno-
men:
▪Als de coating is beschadigd, moet deze worden hersteld.
▪Als onderdelen van de behuizing zijn versleten, moet contact met de Wilo-servicedienst
worden opgenomen!
9.6.5 Functiecontrole van de bewa-
kingsinrichtingen
Voor het controleren van de weerstanden moet de pomp zijn afgekoeld tot de omge-
vingstemperatuur!
9.6.5.1 Controleer de weerstand van de
interne elektrode voor de bewa-
king van de motor- en afdich-
tingsruimte (alleen FK34 en FK
42)
De interne elektroden zijn parallelgeschakeld. Bij de controle worden dus alle elektroden
tegelijk gemeten.
Meet de weerstand van de elektroden met een ohmmeter. De gemeten waarde moeten
naar “oneindig” gaan. Bij waarden van ≤30kilo-ohm is er sprake van water in de mo-
torruimte of de afdichtingsruimte. Ververs de olie in de afdichtingsruimte opnieuw en
herhaal de meting.
LET OP!Als de waarde nog steeds ≤30kilo-ohm bedraagt, neem dan contact op met
de servicedienst!
9.6.5.2 De weerstand van de tempera-
tuursensor controleren
Meet de weerstand van de temperatuursensor met een ohmmeter. Er moet aan de vol-
gende gemeten waarden worden voldaan:
▪Bimetaalsensoren: Gemeten waarde = 0ohm (doorgang).
▪PTC-sensoren (thermistor): Gemeten waarde is afhankelijk van het aantal ingebouwde
sensoren. Een PTC-sensor heeft een koude weerstand tussen 20 en 100ohm.
– Bij 3 sensoren in serie ligt de gemeten waarde tussen de 60 en 300ohm.
– Bij 4 sensoren in serie ligt de gemeten waarde tussen de 80 en 400ohm.
▪Pt100-sensoren: Pt100-sensoren hebben bij 0°C (32°F) een weerstandswaarde van
100ohm. Tussen 0°C (32°F) en100°C (212°F) neemt de weerstand per 1°C (1,8°F)
met 0,385ohm toe.
Bij een omgevingstemperatuur van 20°C (68°F) bedraagt de weerstand 107,7ohm.